Kniepertien: Dyka

Voor alle 2.500 bezoekers was er zaterdag een Dyka cap!
Om een flauw, maar wáár, woordgrapje te gebruiken: het was de start van een dijk van een bedrijf, dat zaterdag een openhuisfeestje hield. Met mijn zoon en 2.500 andere mensen nam ik de uitnodiging aan. Van een van de gastmevrouwen kregen wij een vriendelijk welkom, een boekje met de te volgen route door het bedrijf en, minstens zo belangrijk, een kaart met daarop bonnen voor een snack, een drankje, een presentje (Dyka-cap!) en een ijsje.
Wij begonnen via een wandelende file aan onze bezichtiging. Nou ja, éérst koffie met een éénhaps Dyka-gebakje natuurlijk, en een gastmevrouw gaf iedereen een veiligheidsbril. Koddig gezicht, tweeënhalfduizend mensen met zo’n doorzichtige duikbril. Algauw ontsnapten wij aan de rij schuifelaars en konden op ons eigen tempo het bedrijf verkennen. Wij zagen imponerende machines in een constant tempo de producten maken waar Dyka zijn roem en geld mee verdient: kunststofbuizen voor riolering, drinkwaterleiding, hemelwaterafvoeren en ventilatie. Wat een prachtbedrijf, wat een hypermoderne apparatuur en wat een gemotiveerd personeel, dat op zijn vrije zaterdag trots zijn werk toonde. Ik kan me heel goed voorstellen dat mensen hier twintig, dertig en zelfs veertig jaar of meer werken.
De cijfertjes zijn nogal indrukwekkend: Dyka maakt 8.000 artikelen, jaarlijks wordt 50.000 kilometer buizen geproduceerd, achter elkaar gelegd royaal de aardbol rond, en nog een stuk verder. In nog geen acht jaar tijd kun je met de productie van Dyka een buis naar de maan leggen, daar nog eens acht jaar wachten en je kunt ook weer terug. Dyka heeft 21 filialen met 600 werknemers in Nederland; en nog een stuk of acht bedrijven in België. Steenwijk is het hoofdkantoor gebleven, met 400 personeelsleden, daarmee is het bedrijf de grootste industriële werkgever van de gemeente.
Onderweg bleef ik even stilstaan bij twee bescheiden schilderijen van de beide oprichters, die ergens -voor mijn gevoel dan - net voorbij een hoekje in een donker gangetje aan een duister wandje hingen. Aan de ene kant vond ik dat een wat maffe plaats: pronk ermee in de hal van het hoofdkantoor, gun deze mannen de welverdiende aandacht (hun namen werden niet eens in het opendag-boekje genoemd). Aan de andere kant: die geschilderde portretten daar op die eenvoudige plaats, waar geen directielid zich doorgaans zal wagen en alleen het personeel langskomt. Het is goed, béter, zo...